Lambertus Christianus Hezenmans werd op 15 oktober 1841 in 's-Hertogenbosch geboren als tweede zoon van Adrianus Heesemans, van beroep spekslager, en Isabella Bovee. Jan Hezenmans, die later bekendheid genoot als historicus en letterkundige, was zijn ruim acht jaar oudere broer. In 1870 trouwde Lambert met Johanna Clasina Jeuken, eveneens afkomstig uit de Brabantse hoofdstad. Zonder dat er uit dit huwelijk kinderen voortkwamen, overleed Lambert Hezenmans in zijn geboortestad op 28 april 1909. In zijn geboortehuis aan de Lange Putstraat gaf Lambert al op jeugdige leeftijd blijk van een artistieke aanleg. In het najaar van 1854 werd hij als twaalfjarige leerling ingeschreven aan de Koninklijke School voor Nuttige en Beeldende Kunsten te 's-Hertogenbosch. Hier kreeg hij in ieder geval tot 1858 les in vakken als handtekenen, bouwkundig tekenen, schilderen en boetseren. Dit geschiedde niet zonder vrucht, getuige de medailles die hij bij verschillende concoursen behaalde. Toch was de Koninklijke School niet in hoofdzaak verantwoordelijk voor de kunstzinnige vorming van de jonge Lambert. De onderwijsinstelling was destijds meer ambachtsschool dan academie en bovendien werden de lessen alleen maar in de avonduren gegeven. In 1857 was Lambert Hezenmans overdag in de leer gegaan bij de neogotische beeldhouwer en architect Stephen Louis Veneman. Diens 'kunstwerkplaats voor kerkelijk beeld- en lofsnijwerk' was met ruim 45 werknemers een van de grootste ateliers van 's-Hertogenbosch. Veneman had in deze jaren volop werk, want door de katholieke herleving was de vraag naar kerkelijke inventarissen enorm toegenomen. Het atelier vervaardigde tientallen neogotische biechtstoelen, preekstoelen, koorbanken en altaren; honderden houten heiligenbeelden vonden vanuit de werkplaats aan de Verwersstraat hun weg naar de veelal vergrote, herstelde of nieuwgebouwde katholieke kerken in het bisdom 's-Hertogenbosch en daarbuiten. Een filiaal aan de Beurdsestraat leverde bovendien vele kerkelijke kunstwerken in natuursteen. Dit klimaat vormde een gunstige voedingsbodem en inspiratiebron voor het talent van de beeldhouwersleerling Lambert Hezenmans, tot grote vreugde van zijn leermeester.
| 65 |
Toen Louis Veneman in december 1858 officieel werd aangesteld als leider van de uitwendige restauratiewerken aan de Bossche Sint-Janskathedraal nam hij zijn begaafde pupil dan ook graag mee naar de bouwloods aan de voet van de kerk. De restauratie van de Sint-Jan was hard nodig, want de jaren van nalatig onderhoud en verwering hadden 'een diepe rimpel in haar gelaat geploegd'. Bovendien kwam de bouwvallige staat niet overeen met de waardige status van de kerk: de Sint-Jan was immers in 1853 weer tot kathedraal verheven en vormde daarmee het middelpunt van het vernieuwde bisdom 's-Hertogenbosch. Door algeheel herstel en rijke aankleding in neogotische stijl zou dit symbool van de katholieke herleving weer nieuwe luister, hoge gebruikswaarde en zichtbaar prestige moeten verwerven. Voor Lambert Hezenmans bood de restauratie van de Sint-Janskathedraal vooralsnog de kans om zich als gezel verder te bekwamen in het hakken van moeilijk ornamentwerk als hogels, troonhuiven en pinakels.
Gaandeweg liet Veneman zijn getalenteerde leerling echter ook steeds meer bouwtekeningen en detailontwerpen maken. Lambert Hezenmans bleek over een vaardige tekenpen te beschikken en dat kwam hem goed van pas. Want toen zijn leermeester als gevolg van een beroerte halfzijdig verlamd raakte, was Hezenmans klaar om de restauratiewerkzaamheden voort te zetten. Amper 22 jaar oud kreeg Lambert Hezenmans in 1863 de volle verantwoordelijkheid over
| 66 |
het werk aan de Sint-Jan, ofschoon hij pas in 1868 officieel tot restauratie-architect werd benoemd. Tot aan zijn dood was Lambert Hezenmans vrijwel iedere dag in, op of bij de Sint-Janskathedraal te vinden. Hij klom langs goten en daken om metingen te verrichten en profielen te tekenen, waarna hij de vorm van de te houwen steen op de vloer uitschetste. In de bouwloods werden onder zijn leiding jaarlijks vele tonnen ruwe natuursteenbrokken omgetoverd tot pasklare blokken voor balustrades, wimbergen, luchtbogen en andere bouwelementen. Rondom de Sint-Jan was het in deze jaren een en al bedrijvigheid: tientallen steenhouwers, beeldhouwers, ornamentwerkers, metselaars, sjouwers, timmerlieden en smeden zorgden ervoor dat de restauratie gestaag vorderde. In 1867 was de ruïneuze gevel van het noordportaal volledig vernieuwd, tussen 1870 en 1878 werden het middenschip en de zijbeuken aan de noordkant van de kerk aangepakt. Daarna volgden de Lieve-Vrouwe-kapel en de Doopkapel. In 1883 begon Hezenmans aan de zuidkant van de Sint- Jan, om tussen 1901 en 1905 de kruisingskoepel onder handen te nemen.
Ondertussen hield Lambert Hezenmans zich ook bezig met de herstelling en vernieuwing van het interieur van de Sint-Janskathedraal, alhoewel hij formeel alleen voor het uitwendige herstel was aangesteld. Zo leverde hij het ontwerp voor vrijwel alle gebrandschilderde ramen, voor de nieuwe neogotische inrichting van het hoogkoor en de Sacramentskapel, voor de restauratie van de koorbanken, voor de armluchters van de gasverlichting, voor de altaren in de straalkapellen en voor een reeks heiligenbeelden in de kooromgang en het schip. Wat de vlotte tekenpen van Hezenmans op papier zette, voerden lokale kunstenaars als Hendrik van der Geld en Antonius Sopers uit.
Met de grootscheepse restauratiewerkzaamheden aan de Sint-Jan maakte Lambert Hezenmans naam in heel Nederland. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat hij na 1880 vanuit de bouwloods in 's-Hertogenbosch ook andere restauraties ging leiden, waaronder die van de gevel van het stadhuis in Gouda (1880-1883), de toren van het stadhuis in Middelburg (1887), het exterieur van de Petruskerk in Oirschot (1887), kasteel Maurick in Vught (1891-1892), de Sint-Antoniuskapel in 's-Hertogenbosch (1907) en de gevel van het raadhuis in Enschede (1907). Verder verrichtte Hezenmans tussen 1880 en 1906 ten behoeve van de rijksadviseurs voor de monumenten regelmatig inspecties van restauratiewerken elders, zoals die aan de Sint-Servaas-
| 67 |
kerk en de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Maastricht, de Bovenkerk in Kampen, de Munsterkerk in Roermond, de Michaëlskerk in Zwolle en de Eusebiuskerk in Arnhem. Vaak deed hij dit samen met zijn vriend en collega: de beroemde architect Pierre Cuypers. Bovendien was Lambert Hezenmans tussen 1903 en 1909 lid van de Rijkscommissie tot het Opmaken van een Inventaris en een Beschrijving van de Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst, waarvoor hij de monumenten van enkele gemeenten in oostelijk Noord-Brabant inventariseerde. Tenslotte ontwierp Hezenmans ook nog een aantal neogotische kerken in plaatsen als Oerle, Acht, Meerveldhoven en Bunnik; voorts de bruggehoofden van de oude IJsselbrug in Kampen, het kasteeltje Roucouleur in Vught en talrijke inventarisstukken voor kerken in het bisdom 's-Hertogenbosch en daarbuiten. Lambert Hezenmans genoot tijdens zijn leven veel aanzien om zijn kennis en kunde als bouwmeester. In 1873 werd hem het lidmaatschap van La Société Française d'archéologie aangeboden. Twee jaar later benoemde het Sint-Bernulphusgilde, een vereniging voor pure gotische kunst, hem tot erelid en later tot beschermheer. Hezenmans was ook lid van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant. Bovendien was hij gedurende een aantal jaren na 1880 als directeur aan de Ambachtsschool in 's-Hertogenbosch verbonden en gaf hij rond 1882 enige tijd les als leraar bouwkunde aan de Koninklijke School.
De restauratiewerkzaamheden aan de Sint-Janskathedraal bleven echter gedurende meer dan vijftig jaar de voornaamste bezigheid van Lambert Hezenmans. Dit was zijn levenswerk. In 1908 vierde hij zijn gouden jubileum. Bij deze gelegenheid werd hij onderscheiden met het officierskruis in de orde van Oranje-Nassau, met de ridderorde van de Heilige Gregorius de Grote en met het erekruis Pro Ecclesia et Pontifice. Lang mocht hij echter niet van deze eretekenen genieten. Want toen hij nog maar net een begin had gemaakt met het herstel van het hoogkoor, een van de moeilijkste maar mooiste gedeelten van de kathedraal, stierf Lambert Hezenmans na een kort ziekbed op 28 april 1909. Zijn broer Jan, die heel zijn leven bij hem had ingewoond en die met zijn geschiedkundige werken over de Sint-Jan 'de grond had beschreven waarop Lambert had kunnen bouwen' was hem slechts enige maanden voorgegaan.
Na zijn dood kwam er naast lof ook kritiek op het werk van Hezenmans. Het nieuwe restauratiebeginsel van 'behouden gaat voor vernieuwen' leidde tot een veroordeling van zijn restauratiewerk aan
| 68 |
de Sint-Jan als juist het omgekeerde van dit principe. Hezenmans had het authentieke middeleeuwse werk niet gespaard en talloze historisch onverantwoorde aanvullingen gemaakt. Tegenwoordig wordt het pionierswerk dat Lambert Hezenmans verrichtte genuanceerder beoordeeld, waarmee zijn persoon een rechtmatige plaats in de geschiedenis heeft gekregen. | 69 |
Bronnen | |
• | Bouwloods Sint-Janskathedraal, Restauratie-archief |
• | Stadsarchief 's-Hertogenbosch, Bossche Burgerlijke Stand; Leerlingenboek van de Koninklijke School voor Nuttige en Beeldende Kunsten te 's-Hertogenbosch, 1843-1858 |
• | H. Hezemans, 'Lambert Hezenmans. Restauratie-architect in de tweede helft der negentiende eeuw,' in: Idem, De gebroeders Hezenmans, Zundert 1978 |
• | L.C. Hezenmans, 'Over de restauratie-werken der St. Janskerk te 's-Hertogenbosch', in: Handelingen van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant, 's-Hertogenbosch 1876, 27-47 |
• | J. Mosmans, De St. Janskerk te 's-Hertogenbosch, 's-Hertogenbosch 1931; herdruk 's-Hertogenbosch 1980 |
• | C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch, 's-Gravenhage 1985 |
• | Idem, 'De Sint-Jan van Den Bosch in de negentiende eeuw, een geschiedenis van goede bedoelingen', in: Bulletin van de Koninklijke Nederlandsche Oudheidkundige Bond, 72 (1973), 131-146 |
• | P.J.G.M. Timmermans, De bouwloods van de Sint Jan. Culturele en sociaal-economische aspecten van de uitwendige restauratiewerkzaamheden aan de kathedraal van 's-Hertogenbosch tussen 1859 en 1909, ongepubliceerde doctoraalscriptie Rijksuniversiteit Utrecht 1991 |
• | L.P.L. Pirenne |
(Lamb. Christ.), geboren 16 oktober 1841 te 's Bosch, overleden 29 april 1909 aldaar. Bekend restauratie-architect en lid van de Rijksmonumentencommissie. Zeer alzijdig artistiek begaafd. Bouwkundige, beeldhouwer en kunstschilder. Behoorde tot de leidinggevende figuren op het gebied van restauratiewerk aan historische gebouwen.9 Bekendste werken: Van 1838-1909 St. Janskathedraal te 's Bosch, de grootste en mooiste kerk van Nederland. Het machtige schip, de koepel en de grote zijportalen heeft hij zowel in- als uitwendig nieuwe luister gegeven. De talrijke luchtboogbeeldjes zijn onder zijn leiding tot stand gekomen. Zij getuigen van speels fantasie. Martien Coppens heeft in zijn fotografisch werk „Gedachten in steen” (1941) hieraan zevenendertig opnamen gewijd. Van 1880-1883 stadhuis van Gouda. Van 1883-1885 Sint | 60 |
Antoniuskerk (nieuwbouw) te Acht bij Eindhoven. Het houtwerk hiervoor werd geleverd door de fa. Hezemans uit Eindhoven. In 1887 de St. Pieterskerk te Oirschot en de toren van het stadhuis te Middelburg. Van 1891-1892 kasteel Maurick te Vught. In 1907 St. Antonius-kapel te 's Bosch en stadhuisgevel te Enschede. Hij bekleedde ook de functie van directeur van de gem. ambachtsschool in 's Bosch. In 1877 was die opgericht en ze telde aanvankelijk maar weinig leerlingen. In 1884 schrijft hij in het jaarverslag van deze school, dat voor vele leerlingen „een klein daggeld veelal eene werkelijke behoefte is, al wordt het verdiend ten koste van hunne studien en wel-licht van hunne toekomst”. Hij deed daarbij het voorstel voor zulke leerlingen beurzen beschikbaar te stellen.10 Frappant is dat een andere naamgenoot, Friedrich Hesemann uit Düsseldorf, ongeveer veertig jaar later hetzelfde heeft trachten te bereiken door een belangrijk legaat aan de stad Neuss, waaruit studiebeurzen verleend kunnen worden (1922). De naam van Lambert Hezenmans wordt in de Bossche kathedraal op verscheidene plaatsen vermeld; o.a. op de grote gebrandschilderde ramen die hij ontwierp en op de muur bij het altaar van de Charitas dat door hem aan de kerk werd geschonken. Ook andere altaren zijn door hem ontworpen. In 1867 werd zijn ontwerp voor het hoofdaltaar en twee zijaltaren bekroond door een jury onder leiding van prof. Bakelmans uit Antwerpen. Op de elfde kruiswegstatie staat Lambert afgebeeld tussen de figuren op achtergrond (1902). Een legaat van hem, bestaande uit veel schilderijen en allerlei kunstvoorwerpen, vormde de grondslag voor het Bisschoppelijk museum te 's Bosch dat in de jaren 1928-1929 werd opgericht.11 | 60 |
Noten | |
9. | Lit. H. Hezemans, Twee Bosschenaren, 1953 81 p.. drs. L. Pirenne schreef een voorwoord en in het dagblad Het Huisgezin, d.d. 31-10-1953, een uitvoerige recensie. |
10. | Gemeenteverslag 1884, Bijlage D. |
11. | dsr. W. Knippenberg, Het Bissch. Museum van 's Bosch, 1963; vgl. dr. C. Smits, Beknopte catalogus. |
L.C. Hezenmans werd te 's-Hertogenbosch geboren in 1841 en overleed aldaar in 1909. Opgeleid aan de Koninklijke School voor Nuttige en Beeldende Kunsten in zijn vaderstad en, sinds | 92 |
1857, door de beeldhouwer S.L. Veneman, was hij onder diens leiding vanaf het eerste uur bij de restauratie van de Sint Jan betrokken. Door de ziekte van Veneman moest hij reeds in 1863 de volle verantwoording over dit werk aanvaarden, ofschoon hij pas in 1868 tot architect der uitwendige herstelling werd benoemd. Hij vervaardigde de gedetailleerde ontwerptekeningen voor de restauratie, met inbegrip van het nieuwe figuratieve beeldhouwwerk, bewaard gebleven in de Bouwloodsen van de Sint Jan totdat zij in 1973 naar het Rijksarchief in de Provincie Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch overgebracht zijn. Talrijke aquarellen, potlood- en pentekeningen in schetsboeken en op losse bladen zijn ook bewaard gebleven in dat deel van de verzameling van het Bisschoppelijk Museum van 's-Hertogenbosch dat overgedragen is aan het Prentenkabinet van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant, waar zich ook de vele tekeningen bevinden van enkelen van hen die Veneman en Hezenmans terzijde stonden in het in beeld brengen van bestaande onderdelen en beeldhouwwerken van het gebouw, en in het ontwerpen van nieuwe: J. Goossens, A. Goossens, de bouwkundige Adrianus Benedictus van Lieshout uit Waalwijk, landkaarttekenaar bij het kadaster. Ook Adolf J.M. Mulder werkte een tijd lang als tekenaar in de bouwloodsen van Sint Jan, alvorens hij in 1878 opzichter-tekenaar werd bij het College van Rijksadviseurs voor de Monumenten. Ook voor de inwendige herstelling van de kerk werd herhaaldelijk een beroep op L.C. Hezenmans gedaan en in zijn meer dan veertigjarige loopbaan heeft hij het ontwerp geleverd voor vrijwel alle gebrandschilderde glazen, voor het altaar van de Sacramentskapel, voor de nieuwe inrichting van het hoogkoor, voor de armluchters van de gasverlichting, voor verscheidene altaren, voor de keuze van de heiligenfiguren en hun iconografie in de reeks stenen beelden in kooromgang en schip. Hezenmans heeft vanuit de bouwloodsen van Sint Jan ook de restauratie van andere bouwwerken geleid, waaronder de stadhuisgevel van Gouda (1880-1883), de toren van het stadhuis van Middelburg (1887), het uitwendige van de Sint Pieterskerk te Oirschot (1887), kasteel Maurick te Vught (1891-1892), de Sint Antoniuskapel te 's-Hertogenbosch (1907) en de gevel van het raadhuis te Enschede (1907). In opdracht van het ministerie van binnenlandse zaken verrichtte hij ten behoeve van de rijksadviseurs voor de monumenten tussen 1880 en 1906 herhaaldelijk de inspectie, vaak samen met P.J.H. Cuypers, van restauratiewerken elders, waaronder de kerken van Sint Servaas en Onze Lieve Vrouw te Maastricht, de Bovenkerk te Kampen, de kerk van Rolduc, de Munsterkerk te Roermond, de Michaëlskerk te Zwolle en de Eusebiuskerk te Arnhem. Van 1903 tot 1909 was hij bovendien lid van de Rijkscommissie tot het Opmaken van een Inventaris en eene Beschrijving van de Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst, waarvoor hij de monumenten van enkele Brabantse gemeenten inventariseerde.154 Voorts ontwierp Hezenmans een aantal neogotische kerken: de kerk van de Geboorte van Johannes de Doper te Oerle (1877, gewijd 1881, gesloopt in 1911, heel opmerkelijk met een achtkante middentoren met koepel), de kerk van Sint Antonius Abt in Acht (1885-1886) en de Sint Lambertuskerk te Meerveldhoven (1888, uitgevoerd door de architect Willem van Aalst), met muurschilderingen naar zijn ontwerp (1899) en kruiswegstaties in het processiepark (de kerk in 1953 gesloopt). Aan het Sint Barbarakerkje van G. Vogelpoel en P. Kusters te Bunnik bouwde hij een nieuw koor (thans als koelhuis in gebruik). In zijn schetsboeken vindt men ook het eerste ontwerp voor de monumentale, stadspoort-achtige gekanteelde bruggehoofden van de in 1872-1874 door de genie-officier H.H. Nierstrass gebouwde IJsselbrug te Kampen (op 10 mei 1940 vernietigd). In 1884 bouwde hij voor jhr. A. van Rijckevorsel het kasteeltje Roucoulère te Vught, waarbij later in fasen het Ursulinenklooster Mariaoord gebouwd werd (1899-1929). In talrijke kerkelijke inventarisstukken heeft Hezenmans de ontwerpende hand gehad. Voor de kerk van de paters Redemptoristen te 's-Hertogenbosch (naar ontwerp van A. van Veggel in 1859 voltooid, in 1971 voor de eredienst gesloten) maakte hij de ontwerptekening van de preekstoel, gesneden door de gebroeders Goossens en Fr. Kuijpers en beschilderd door A. Brouwer. Met Veneman en de gebroeders Goossens maakte hij in 1875 het zijaltaar van Onze Lieve Vrouw in de Heikekerk te Tilburg. In de Grote Kerk van Oss, gebouwd naar ontwerp van H. van Tulder en in 1859 gewijd, werd onder pastoor Arnoldus van de Laar, die eerst lange tijd kapelaan van de Bossche kathedraal was geweest, vanaf 1874 een royaal decoratieprogramma verwezenlijkt, waarvoor Hezenmans talrijke ontwerpen leverde, namelijk voor enige beelden, vele gebrandschilderde glazen, het hoogaltaar, twee zijaltaren, de preekstoel, de orgelkas, de doopvont, de biechtstoelen en het triomfkruis. De glazen werden door Capronnier geleverd. De uitvoering van de preekstoel en de doopvont werd aan Louis Veneman jr. opgedragen, het hoogaltaar aan Oor te Roermond, de overige sculpturale werken, ook het deksel van de vont werden gemaakt door de Firma J. Goossens en Zoon, die ook de polychromie van het interieur verzorgde. Behalve de beelden van Goossens naar Hezenmans' ontwerp telt deze kerk er ook nog eenendertig van H. van der Geld. | 93 |
In 1875 maakte het Sint Bernulphusgilde Hezenmans tot zijn erelid en later tot beschermheer. Hij woonde met zijn vrouw en zijn ongehuwde broer Jan C.A. Hezenmans (1833-1909), stadsarchivaris van 's-Hertogenbosch, letterkundige, geschiedschrijver en tevens ambtenaar van het Agentschap van De Nederlandsche Bank, in de Nieuwstraat 46. Een groot deel van zijn collectie kunstvoorwerpen en van zijn eigen tekeningen, waaronder ontwerpen voor altaren, kerkmeubilair, processievanen, zijn na de dood van zijn weduwe in 1915 de grondslag geworden van de verzamelingen van het Bisschoppelijk Museum, terwijl de bibliotheek van zijn broer geschonken werd aan het Klein Seminarie Beekvliet te Sint Michielsgestel.155 In de bouwloods van Sint Jan hangt een in olieverf op paneel geschilderd zelfportret van Hezenmans.156 | 94 |
Noten | |
154. | Handschrift in het archief van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg te Zeist. |
155. | Niet afzonderlijk gecatalogiseerd. Bij de opheffing van het Klein Seminarie Beekvliet in 1972 is een groot deel van de bibliotheek van dit instituut opgenomen in de bibliotheek van het Provinciaal Genootschap te 's-Hertogenbosch; de kunsthistorische boeken en de Brabantica respectievelijk in het Brigittinessenklooster en het gemeentehuis te Uden. Briefwisseling over de details tussen schrijver dezes en drs. W.H.Th. Knippenberg, conservator van het Bisschoppelijk Museum van 's-Hertogenbosch (het museum thans in genoemde abdij te Uden), 24 october en 1 november 1972. |
156. | Hezemans 1953; dez. 1970; dez., De gebroeders Hezenmans, Zundert 1978; Peeters 1973, 141; W.H.Th. Knippenberg, Het Bisschoppelijk Museum van 's-Hertogenbosch 1933-1963, 1-2. De heer H. Hezemans is de familiehistoricus van de uitgebreide stam He(e)zemans, Heesmans, Heselmans enzovoort in Nederland, België en Duitsland en redacteur van het familie-informatieblad Waldhoorn. |
. | Briefwisseling over Jan en Lambert Hezenmans tussen hem en schrijver dezes in 1974-1979. Zie ook: J. van Zuijlen, P. Hagenaars en H. Buijks, De kerk in het centrum; kerkelijk leven rondom de Grote Kerk van Oss in de 19e en de 20e eeuw, Oss 1980, 103-144. |
Op 15 oktober 1841 zag Lambertus Christianus Hezenmans voor de eerste keer het daglicht. Hij was de jongste telg uit een vier koppen tellend gezin. Evenals zijn acht jaar oudere broer Jan Hezenmans, geboren op 23 april 1833, bleek Lambert al op jonge leeftijd gezegend te zijn met een zeer artistieke aanleg. Beide mannen voelden zich gebonden aan hun geboortestad ’s-Hertogenbosch. Zijn broer, Jan, genoot in zijn latere leven bekendheid als letterkundige en historicus, Lambert werd restauratiearchitect van hèt symbool van de stad, de Sint-Janskathedraal. Op twaalfjarige leeftijd werd Lambert ingeschreven als leerling aan de in zijn eigen stad gelegen ‘Koninklijke School voor Nuttige en Beeldende Kunsten’. In Nederland waren deze lage opleidingen de enige mogelijkheden voor het normale volk om een opleiding te volgen. Er bestond een aantal opleidingen in het land waar bouwkundigen op een hoger | 13 |
niveau konden worden opgeleid.52 Het onderwijs op deze scholen was, vooral in de eerste helft van de 19e eeuw, beperkt tot theoretische vakken. Deze hogere scholen waren echter alleen toegankelijk voor studenten van goede huizen.53 Voor mensen van gewone komaf waren dergelijke opleidingen onhaalbaar. Er zat niets anders op dan lager onderwijs te volgen, iets dat ook Hezenmans gedwongen was te doen. Dit onderwijs, dat vaak in de avonduren werd gegeven, vond plaats op de lokale tekenscholen, waarvan de Bossche ‘Koninklijke School’ een goed voorbeeld was. De nadruk op deze scholen lag op de nuttige kunsten, de utiliteit, waarbij het tekenonderwijs de belangrijkste positie innam. Hezenmans volgde, onder het toeziend oog van zijn leermeester Johannes van der Ven, een opleiding in de vakken handtekenen, bouwkundig tekenen, boetseren en schilderen op deze school, en tijdens zijn studie werd Hezenmans’ tekenkunst meerdere malen bekroond met een aantal medailles.54 De stijl van de (neo)gotiek had, mede onder invloed van der Ven, een ondergeschikte rol aan de neoclassicistische vormentaal. Ondanks deze classicistische grondslag vonden vele aan de tekenschool opgeleide beeldhouwers hun voornaamste opdrachtgever in de bouwloods van de Sint-Jan, waar juist deze neogotiek hoogtij vierde. Ook Lambert Hezenmans was al op vroege leeftijd aan de Sint-Jan verbonden. In 1857 was hij overdag in de leer gegaan bij Louis Veneman, die zelf ook leerling van de tekenschool was geweest. In zijn grote atelier, waar de neogotiek de voornaamste vormentaal was, vond Hezenmans zijn inspiratiebron. De ideeën van Veneman, evenals de teksten van Alberdingk Thijm, een goede vriend van zowel Veneman als zijn broer Jan Hezenmans, werden al snel door Lambert overgenomen. De gedrevenheid die Thijm uitte voor de middeleeuwse kerkkunst, evenals de noodklok die hij luidde voor het verval van deze kunstwerken, wekte bij de jonge Lambert het enthousiasme voor de middeleeuwse bouwstijl op.55 Toen Veneman in 1858 officieel werd aangewezen als de leidinggever van de uitwendige restauratiewerkzaamheden, nam hij Hezenmans veelvuldig mee naar de bouwloods aan de voet van de Sint-Jan. Hier kreeg Hezenmans de kans om zich als gezel verder te ontwikkelen in het hakken van moeilijk ornamentwerk.56 Veneman liet Hezenmans, vertrouwend op zijn vaardige tekenhand, ook steeds meer bouwtekeningen en detailontwerpen maken. | 14 |
Zijn periode bij Veneman was voor de jonge Hezenmans de belangrijkste periode in zijn vormingsproces. De tekenstijl die Hezenmans zich eigen maakte, was nauw verwant aan Venemans stijl. Zij waren beide bekend met het ontwerpprocédé van Viollet-le-Duc en Zwirner, en de theoretische studies van onder andere August Reichenspercher en Violletle-Duc.57 Dit is te zien in de restauratieontwerpen van Veneman, en later Hezenmans, waarbij ze minder uitgaan van exacte afmetingen van bestaande werken, maar meer gebruik maken van de toepassing van de kwadratuur en de triangulatuur, die zij uit enkele elementaire maten van het werk afmeten.58 Toen Veneman in 1863 door een beroerte niet meer in staat was om zijn functie als leidinggever van de bouwherstelling uit te voeren, overhandigde hij deze functie aan de tweeëntwintigjarige Lambert. Hezenmans werd echter pas in 1868 officieel tot restauratiearchitect benoemd. In de periode 1863-1909 was hij de bouwloodsmeester van de Sint-Jan. Vrijwel iedere dag bevond hij zich in, bij, of op de kathedraal. Hij klom persoonlijk langs daken en goten om schetsen te maken en opmetingen te verrichten.59 Aan de hand van deze schetsen maakte hij tekeningen voor de diverse bouwfragmenten, die door de werklieden in de bouwloods werden uitgevoerd en geplaatst. Ondanks het feit dat hij alleen restauratiearchitect van het uitwendige van de kathedraal was, werd zijn advies meerdere malen gevraagd aangaande werkzaamheden in het interieur van de Sint-Jan. Hierbij leverde Hezenmans onder andere ontwerpen voor de te restaureren koorbanken, de heiligenbeelden in het schip, de gebrandschilderde ramen en de neogotische inrichting van het Hoogkoor en de Sacramentskapel (Illustere-Lieve-Vrouwe-Broederschapskapel). Naast werkzaam te zijn geweest aan de Sint-Jan, heeft Hezenmans nog een aantal andere restauraties, verspreid over het gehele land, geleid. De belangrijkste voorbeelden zijn; de voorgevel van het stadhuis te Gouda (1880-1883), de toren van het stadhuis van Middelburg (1887). Het exterieur van de Petruskerk in Oirschot (1887), kasteel Maurick te Vught (1891-1892), de gevel van het stadhuis te Enschede (1907) en de St.-Antoniuskapel te ’s-Hertogenbosch (1907).60 Naast deze restauratiewerken hield hij zich ook bezig met het ontwerpen van nieuwe bouwwerken, zoals neogotische kerken in de Brabantse gemeenten Oerle, Acht, Meerlehoven en Bunnik, het kasteel Roulouleur te Vught en de bruggehoofden voor de nieuwe IJselbrug te Kampen.61 Verder verrichte Hezenmans in de periode 1880-1906, ten behoeve van de rijksadviseurs voor monumenten (onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken), regelmatig inspecties van met rijksgelden gesubsidieerde restauratiewerkzaamheden elders in het land, waaronder de St.-Servaas | 15 |
en de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Maastricht, de Munsterkerk te Roermond en de Eusebiuskerk te Arnhem. Deze inspecties deed hij vaak samen met P.J.H. Cuypers, een collega en goede vriend van Hezenmans. Vanaf 1903 was Hezenmans lid van de Rijksmonumentencommissie, die tot doel had een inventarisatie en beschrijving op te stellen van alle in Nederland aanwezig zijnde monumenten van geschiedenis en kunst.62 Naast deze functies heeft hij nog een aantal andere functies bekleed. Hezenmans was aan twee scholen verbonden geweest. Hij was een aantal jaren directeur van de gemeentelijke ambachtsschool en hij is gedurende korte tijd leraar bouwkunde aan de ‘Koninklijke School voor Nuttige en Beeldende Kunsten’ geweest. Tijdens zijn lange carrière heeft Hezenmans kunnen genieten van de aan zijn werk en persoon toegeschreven lof. Reeds in 1873 werd hem het lidmaatschap aangeboden voor ‘La Société Française d’Archéologie’. Twee jaar later, in 1875, werd hij tot erelid, en enkele jaren later tot beschermheer benoemd van het ‘St. Bernulphusgilde’, een vereniging die zich volledig op de principes van de gotiek had gericht. In 1895 ontving hij de ‘Ridderorde van Oranje-Nassau’ voor zijn verdiensten als restauratiearchitect van de Sint-Jan en als directeur van de ‘Gemeentelijke Ambachtschool’. In 1908 tenslotte, tijdens zijn vijftigjarig jubileum als leidinggever van de herstelwerkzaamheden, werd hij onderscheiden met het ‘Officierskruis van de Oranje Nassau Orde’, met de ‘ridderorde van de H. Gregorius de Grote’ en met het erekruis ‘Pro Ecclesie et Pontifice’.63 Op zevenenzestigjarige leeftijd, op 28 april 1909, stierf Lambert Hezenmans na een kort ziekbed. Enkele maanden voor zijn dood was ook zijn broer Jan Hezenmans, met wie hij zijn gehele leven in één huis had gewoond, overleden. Naast alle werkzaamheden die Hezenmans verrichtte in voornamelijk ’s-Hertogenbosch, maar ook in de rest van Nederland, heeft hij een zeer groot aantal tekeningen nagelaten. Onder deze honderden, misschien wel duizenden tekeningen bevinden zich vlugge schetsjes, al dan niet betrekking hebbende op de Sint-Jan, ontwerptekeningen, situatieschetsen, bouwtekeningen en losstaande tekeningen, kunstwerkjes op zichzelf. Hij heeft heiligen afgebeeld, Bijbelse taferelen, mythologisch scènes, monsters, eigentijdse mensen en stadsgezichten. Hij heeft de meest minuscule tekeningen gemaakt, miniaturen waarop de kleinste details tot in de precisie zijn weergegeven. Opvallend is dat hij tijdens zijn leven bijna niets heeft geschreven. Publicaties van Hezenmans zijn op één hand te tellen, en meestal beperken deze zich tot opsommingen van gedane restauratiewerkzaamheden en de geschiedenis van de Sint-Jan. In tegenstelling tot vele tijd- en beroepsgenoten, heeft hij nooit zijn theorieën over de Middeleeuwen of restauratieopvattingen op papier gezet. | 16 |
Uit deze twee bovengenoemde gegevens, het zeer groot aantal tekeningen die Hezenmans heeft nagelaten en het feit dat hij nooit een poging heeft ondernomen om een theorie op te bouwen, lijkt het beeld te ontstaan dat hij op de eerste plaats een ambachtsman was gedurende de gehele restauratie. Opgeleid op een ambachtelijke school, waar het overgrote deel van de tijd werd besteed aan het natekenen van beelden, dan wel naar origineel of uit voorbeeldboeken, heeft Hezenmans deze werkwijze zijn gehele leven gevolgd. Vanwege de lof en de roem die hij gedurende de restauratie te verwerken kreeg, werd aan deze manier van aanpak nooit getwijfeld. Het medium tekening had echter nog een groot voordeel. Doordat Hezenmans zelf het overgrote deel van de beelden ontwierp, wist hij het gehele ‘productieproces’ onder zijn controle te houden. De ontwerpen die Hezenmans maakte, werden door de ambachtslieden die onder hem werkten, in steen uitgevoerd. Vanwege de wijze waarop de werkzaamheden bij de restauratie werden gerund, via het principe van de middeleeuwse bouwloods, was deze gang van zaken zeer bevredigend voor zowel Hezenmans als zijn opdrachtgevers. | 17 |
Noten | |
52. | Enkele voorbeelden van dergelijke scholen zijn; de Koninklijke Academie te Delft en de Amsterdamse Academie voor Beeldende Kunst. |
53. | Pey 1993, p. 204. |
54. | Antonius van der Ven (1799-1866) was opgeleid aan de Bossche Teekenschool (de latere Koninklijke School voor Nuttige en Beeldende Kunsten), alwaar hij een prijs ontving voor het tekenen naar afgietsels van klassieke beelden. Hij zette zijn studie voort aan de Antwerpse Academie, waar hij in 1830 de eerste prijs voor Rome verwierf. Verder heeft hij zich ontwikkeld in Brussel, Parijs en Rome waar hij gedurende een lange periode heeft gezeten (1834-1848). Hij werd leraar aan de Antwerpse Academie en in 1849 keerde hij terug naar ’s-Hertogenbosch. In 1858 werd hij directeur van de Kononklijke School voor Nuttige en Beeldende Kunsten. Hij was onder andere verantwoordelijk voor de veertien heiligenbeelden aan de koorpijlers van de Sint Jan. |
55. | Hezemans, H., De gebroeders Hezenmans, Zundert 1978, p. 41. |
56. | Timmermans, P.J.G.M., ‘Lambert Hezenmans; restauratiearchitect’, in: Brabantse Biografieën 2, ’s-Hertogenbosch 1994, p. 66. |
57. | Peeters 1973, p. 141. |
58. | Peeters 1973, p. 141. |
59. | Tillema, J.A.C., ‘De restauratie der St. Janskerk in ’s-Hertogenbosch’, in: Bulletin van de koninklijke Nederlandse oudheidkundige bond, jaargang 1972, p. 126. |
60. | Hezemans 1978, p. 52. |
61. | Timmermans 1994, p. 68. |
62. | Hezemans 1978, p. 57. |
63. | Hezemans 1978, p. 59. |
Geb. Den Bosch 16 oktober 1841, overl. Den Bosch 29 april 1909. Woonde en werkte aldaar. Leerling van de Kon. School voor Nuttige en B.K. in Den Bosch o.l.v. J.A. van der Ven. Bekend restauratie-architect (o.m. van de St.-Janskerk in Den Bosch, voorgevel stadhuis te Gouda, stadhuis Middelburg enz.), tevens schilder van portretten (vooral miniaturen op ivoor), tekenaar , restaurateur van schilderijen; kopieerde vooral oude meester.
H.Hezemans, 'Twee Bosschenaren (Jan en Lambert Hezemans)', 1953, gestencilde uitgave; Cat. Het Bisschoppelijk Museum van 's-Hertogenbosch (1933-1963), W.H.Th. Knippenberg, conservator.
| 482 |
1953 |
H. J. Hezemans, L.P.L. PirenneTwee Bosschenaren. Jan Hezenmans, Brabantse geestverwant van Jos. Alb. Alberdingk Thijm, en Lambert Hezenmans, bekend restauratie-architect in de tweede helft der negentiende eeuws.n. | 's-Hertogenbosch 1953 |
|
1978 |
H. HezemansDe gebroeders HezenmansH. Hezenmans | Sprundel 1978 |
|
2003 |
Don RackhamEen kathedraal op papier. De tekeningen van Lambert Hezenmans met betrekking tot de restauratie van de Sint-Jans.n. | s.l. 2003 |
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, Geschiedenis van Noord-Brabant (1996-1997) I. 405, 413, 415; II. 382
F.G.G. Govers, Het geslacht en de firma F. van Lanschot 1737-1901 XXV (1989) 226, 264
Brian Heffernan, Ongeschoeide karmelitessen in de Nederlandse katholieke kerk, 1872-2020 | Radicaal kloosterleven (2021) 72
Nel van der Heijden Rogier, Slager : Acht Bossche kunstenaars en een museum (2015) 288
Carine Hoogveld, Glas in lood in Nederland 1817-1968 (1989) 49, 253-254 (afb. 236)
A.H.E.M. Jansen, A.J.C van Leeuwen en G.P.P. Vrins, 'Arbeyd sere voert tot eere' LXXX (1989) 46, 57, 59, 67, 73n, 98n, 99, 100, 139, 140
F.P.M. Jespers, "Het loflyk werk der Engelen" LXXVIII (1988) 303
A.M. Koldeweij, In Buscoducis (1990) 46, 94; Bijdragen: 441, 450
Rob van de Laar, 's-Hertogenbosch 700 jaar : de historisch-allegorische optocht, 20 juli 1885 (1985) 13, 29, 50, 54, 58, 61
Wies van Leeuwen, 'Kloosters in Brabant op weg naar de eenentwintigste eeuw' in: Noordbrabants Historisch Jaarboek (2015) 151
Charles de Mooij en Paul Kokke, De Muze als Motor : Beeldende kunst en de ontwikkeling van het moderne Brabant, 1796-1940 (1996) 68
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 62, 70, 73, 74, 75, 76, 77, 78, 80, 85, 86, 88, 90, 92, 93, 97, 110, 114, 124, 139, 140, 178, 182, 184, 191, 194, 209, 213, 240, 243, 251, 256, 261, 269, 316, 326, 327, 328, 329, 330, 331, 342, 344, 345, 349, 350, 352, 354, 357, 366, 371, 372, 405, 407, 408, 409, 411
Zsuzsanna van Ruyven-Zeman, Van heiligen tot amoeben : Honderdvijftig jaar monumentale glasschilderkunst in Nederland (Leiden 2014) 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 20, 24, 26, 28, 99, 100
Pieter A. Scheen, Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars, 1750-1880 (1981) 215
P.J.G.M. Timmermans, 'Lambertus Christianus (Lambert) Hezemans (1841-1909)' in: Brabantse biografieën 2 (1994) 65-69
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 172, 174, 272, 356
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 250
Th. A. Wouters, Van bedeling naar verheffing XI (1968) 103